• ka·ri·ka·tu·raal
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen karikaturaal karikaturaler karikaturaalst
verbogen karikaturale karikaturalere karikaturaalste
partitief karikaturaals karikaturalers -

karikaturaal [1]

  1. met op een grappige manier uitvergrote kenmerkende eigenschappen
    • Hij kiest nadrukkelijk voor de lach en dikwijls schuurt de productie tegen het kluchtige aan. De hoofdpersonen zijn karikaturaal aangezet - een begrijpelijke keuze. Musical, met haar acteurs in levenden lijve, moet het veel meer hebben van uitvergroting dan van (filmische) ingetogenheid. [2] 
    • Even kleurrijk als de verfcapriolen, zijn de karakters: Jennifer Hoffman als karikaturaal schoolhoofd, Katja Schuurman als blonde fee. Vergeleken met de bioshit van vorig jaar overtuigt Dummie 2 minder, maar de film bevat genoeg leuke scènes, die vaak eindigen met een verfrissende anti-climax [3] 
    • Ook Hanneke Last is vurig en scherp als Philippes secretaresse. Emilie Pos kreeg een ondankbare rol toebedeeld als Elisa, Philippes dochter. Dit personage is oppervlakkig opgebouwd en karikaturaal gespeeld. [4] 
87 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]