[1] Een rode karabiner.
  • ka·ra·bi·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord karabiner karabiners
verkleinwoord - -

de karabinerm

  1. (techniek) haak met een scharnierend of schroefbaar deel dat de opening van de haak geheel kan afsluiten, m.n. gebruikt als onderdeel van een sportuitrusting
    • We trekken onze gordels aan en hij klikt het touw met een karabiner vast aan zijn gordel.[2] 
  2. (militair) (historisch) cavalerist, uitgerust met een kort geweer