Nederlands

 
karabinier
Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ra·bi·nier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord karabinier karabiniers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de karabinierm

  1. (militair) ruiter bewapend met een geweer
     In de singleplayer-campagne van de game gaan fans naar The Frontier als een karabinier van de Militia die Pilot wil worden.[3]
     De karabinier was een cavaleriesoldaat, bewapend met een kort geweer, de karabijn. Hij was daardoor wendbaar en snel.[4]
     Rond 10 uur werd de kist van koningin Fabiola de kathedraal binnengedragen door de karabiniers-grenadiers uit Leopoldsburg. De voltallige koninklijke familie, gekleed in zwarte en grijze rouwkledij, begeleidde de kist.[5]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

52 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. karabinier op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “EA zet zich in voor indie ontwikkelaars” (13 jun. 2016), De Telegraaf
  4.   Weblink bron
    Imco Lanting
    “Handige uitvindingen die het huishouden hebben veranderd” (19-08-2019), Reformatorisch Dagblad
  5.   Weblink bron
    bvb, llo, rvs
    “'Nu is Fabiola thuis, bij God en haar echtgenoot'” (12/12/2014), De Standaard
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be