kapoeres
- ka·poe·res
- Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘verloren, dood’ voor het eerst aangetroffen in 1871 [1]
- Herkomst: Bargoens[2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | kapoeres |
verbogen |
kapoeres
- Het woord kapoeres staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kapoeres" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
13 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "kapoeres" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be