Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kan·ker·ach·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kankerachtig kankerachtiger kankerachtigst
verbogen kankerachtige kankerachtigere kankerachtigste
partitief kankerachtigs kankerachtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

kankerachtig

  1. gelijkend op, of eigenschappen hebbend van kanker
    • Ik dacht niet na over de oorzaken van die wroeging, maar ik dacht na over hoe ik die wroeging als een vreemd, kankerachtig gezwel uit me zelf zou moeten wegsnijden en van daar uit denkend werden de oorzaken belangrijk omdat één mogelijkheid om dit gezwel te elimineren gegeven werd door de zienswijze: het was een ongeluk. (uit: Ik had een wapenbroeder van Maarten 't Hart.) 
Synoniemen

Gangbaarheid