kakken
- kak·ken
- Leenwoord uit Middeleeuws Latijn cacare, mogelijk via de kloosterscholen [1], voor het eerst aangetroffen in 1514 [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
kakken |
kakte |
gekakt |
zwak -t | volledig |
kakken
- poepen, schijten
- ontlasting hebben
- iemand te kakken zetten.
iemand publiekelijk te kijk zetten, belachelijk maken.
- Het woord kakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kakken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ kakken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kakken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be