schijter
- schij·ter
- Naamwoord van handeling van schijten met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schijter | schijters |
verkleinwoord |
de schijter m
- (figuurlijk) een bang persoon
- Je moet je van de boze en agressieve man weinig aantrekken, eigenlijk is het maar een bange schijter
- iemand die veel en vaak ontlasting heeft
- Het woord schijter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schijter" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be