kachelhout
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kachelhout (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ka·chel·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kachelhout | |
verkleinwoord | kachelhoutje | kachelhoutjes |
Zelfstandig naamwoord
het kachelhout o
- hout dat men gebruikt om in een kachel te verbranden
Synoniemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord kachelhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron André Scheffers“Sloophout van vlonderpad kan vanaf zaterdag hup de kachel in” (14-12-2020), Tubantia