• ka·bel·touw
enkelvoud meervoud
naamwoord kabeltouw kabeltouwen
verkleinwoord

het kabeltouwo

  1. (scheepvaart) heel sterk touw
     Zijn blitse Ferrari staat achter rood kabeltouw op het horecaplein. Herdenkingsvlammen weerspiegelen in de muisgrijze autolak. "Dat was zijn trots", schetst uitvaartbegeleidster Mieke Greveling. Zij organiseerde de slotgang van de geboren Alkmaarder. Fons' boezemvriend Marco Pen stuurde de racebolide.[3]
     Mijn collega’s hebben me er heel hard om uitgelachen. Ook niet zo gek, denk ik, want ik veranderde in een gloeiende boei die niet wist waar ze kijken moest. Roel leek zich nergens van bewust en liep volkomen op z’n gemak door onze redactieruimte, met enkel zijn onderbroek aan. En ik kon niet anders dan staren. Naar die armen van kabeltouw. Naar die benen, met de onder de huid rollende spieren. Naar dat indrukwekkende sixpack. Ik ging er bijna van hyperventileren.[4]
  1. kabeltouw op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Bert Janssen
    “Drukte bij Paddy's in Enschede voor afscheid van Fons Moeskops (66)” (30-01-2018), Tubantia
  4.   Weblink bron
    Geschreven door:Marijn de Vries
    “Roel Braas, de tuinier van de Holland Acht” (31/07/2012), HP de Tijd