1. jumping in Zuidlaren   (2004)
  • jum·ping
enkelvoud meervoud
naamwoord jumping -
verkleinwoord - -

de jumpingv / m

  1. (sport) (paardrijden) wedstrijd waarbij ruiters zo snel mogelijk een parcours afleggen met hindernissen waar het paard zonder fouten overheen moet springen
    • Anderen - en ze worden met de dag talrijker - nemen deel aan de verschillende disciplines waarbij paarden centraal staan: draf- en vluchtrennen, jumping, military, dressuur en zelfs polo. [1]
85 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]


jumping

  1. onvoltooid deelwoord van jump

jumping

  1. gerundium van jump