1. Een jongenskamer.
  • jon·gens·ka·mer
enkelvoud meervoud
naamwoord jongenskamer jongenskamers
verkleinwoord jongenskamertje jongenskamertjes

de jongenskamerv / m

  1. kamer van een mannelijk kind
     Tonio is achttien, heeft zijn einddiploma, studeert... maar blijft wel bij zijn ouders wonen. Op zijn jongenskamer. Wij vinden het stiekem best, hoor, dat het loslaten nog wat wordt uitgesteld.[2]
     "Op weg naar de uitgang ontwaarde ik Jan Lammers in het kantoortje van de fameuze Rob Slotemaker slipschool en raapte de moed bijeen om een handtekening te vragen aan wat op dat moment de bekendste autocoureur van Nederland was. Jan signeerde prompt een poster die nog jaren de muren van mijn jongenskamer zou opsieren. Wat een dag!"[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “"Herinnering aan wreed evenement"” (31-10-2013), NOS