jokdorpel

- jok·dor·pel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jokdorpel | jokdorpels |
verkleinwoord |
de jokdorpel m
- (waterbeheer) natuurstenen balk waarover de sluisdeuren draaien aan het einde van een sluiskolk
- jukdorpel (minder gangbaar)
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ jokdorpel op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron
A. GorterDe onderloopsheid van het Nanninga verlaat en hare herstelling (24-11-1888) in: De Ingenieur, jrg. 3 nr.47, KIvI, blz. 405 kol. 1