• jok
vervoeging van
jokken

jok

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jokken
    • Ik jok. 
  2. gebiedende wijs van jokken
    • Jok! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van jokken
    • Jok je? 
87 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be