januarinacht
- ja·nu·a·ri·nacht
- samenstelling van januari zn en nacht zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | januarinacht | januarinachten |
verkleinwoord |
de januarinacht m
- een van de lange nachten in de maand januari
- februarinacht, maartnacht, aprilnacht, meinacht, juninacht, julinacht, augustusnacht, septembernacht, oktobernacht, novembernacht, decembernacht
- Het woord januarinacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Week in beeld: vuurwerk, frisse duik en verraderlijk glad” (Zondag 8 januari 2017), NOS
- ↑ Weblink bron Erik Jan Jansen“Kliniek: tbs van man die Hengelose Sharmila doodde met twee jaar verlengen” (01-10-2020), Tubantia