meinacht
- mei·nacht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meinacht | meinachten |
verkleinwoord |
de meinacht m
- nacht in de maand mei
- Met die hamer sloeg ze in een meinacht vorig jaar haar partner dood. Zelfverdediging, volgens haar want hij probeerde haar te wurgen. Het OM ziet dat anders en klaagt haar aan wegens moord, ze heeft hem met opzet om het leven gebracht, aldus officier van justitie Jorick Schreurs. Zijn visie komt pas morgen naar voren, vandaag werden alleen de feiten behandeld. [2]
- januarinacht, februarinacht, maartnacht, aprilnacht, juninacht, julinacht, augustusnacht, septembernacht, oktobernacht, novembernacht, decembernacht
- Het woord meinacht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meinacht" herkend door:
42 % | van de Nederlanders; |
39 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia Max Steenberghe 14-12-17 Het leven van Suzanne de V. uit Helmond was een regelrechte hel
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be