• ja·loers·ma·kend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen jaloersmakend jaloersmakender jaloersmakendst
verbogen jaloersmakende jaloersmakendere jaloersmakendste
partitief jaloersmakends jaloersmakenders -

jaloersmakend

  1. van iets dat je niet hebt maar wel graag zou willen hebben
     Een mooi stel is dat, jaloersmakend.[1]
     Correspondent Sander van Hoorn, die ook even in Nederland is, woonde een lesje cartoontekenen bij dat Ferzat gisteren gaf aan de leerlingen van de Stedelijke Scholengemeenschap in Nijmegen. Van Hoorn zag hoe Ferzat met 'jaloersmakend gemak' liet zien hoe je met een paar lijnen een ijzersterke cartoon neerzet.[2]
  1. “Noorderlicht” (2021), de Crime Compagnie, ISBN 9789461094766
  2.   Weblink bron “Zijn handen werden gebroken, maar Syrische cartoonist tekent door” (23-10-2015,), NOS