Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iso·leer·cel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord isoleercel isoleercellen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de isoleercelv / m

  1. in een gevangenis een cel waar de gevangene in afzondering kan worden opgesloten als strafmaatregel, of voorzorgsregel
    • De gedetineerde die de regels overtrad kreeg drie dagen isoleercel opgelegd. 
  2. in een psychiatrische inrichting een ruimte waar een patiënt in afzondering kan worden verpleegd en zo tot rust kan komen
    • De psychotische patiënt kwam tot rust in de prikkelarme isoleercel. 
Synoniemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be