• is·kald
  • Samenstelling van de Noorse woorden is en kald.
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord ískaldr.
Naar frequentie 9917
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud iskald iskaldere iskaldest
o enkelvoud iskaldt
meervoud iskalde
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
iskalde iskaldere iskaldeste

iskald

  1. bitterkoud, ijskoud, ijzig, steenkoud
    «Desember 2010 kommer til å bli husket som en iskald måned i lang tid fremover.»
    December 2010 komt eraan om lange tijd als een ijskoude maand herinnerd te worden.
  2. (figuurlijk) ijselijk, onaangenaam, onvriendelijk
  • [1]: drikke iskaldt vann
ijskoud water drinken

iskald

  1. ijskoud
  2. (figuurlijk) ijskoud


  • is·kald
  • Samenstelling van de Nynorske woorden is en kald.
  • Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord ískaldr.
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud iskald iskaldare iskaldast
o enkelvoud iskaldt
meervoud iskalde
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
iskalde iskaldare iskaldaste

iskald

  1. bitterkoud, ijskoud, ijzig, steenkoud
  2. (figuurlijk) ijselijk, onaangenaam, onvriendelijk
  • [1]: ein iskald vind
een ijskoude wind

iskald

  1. ijskoud
  2. (figuurlijk) ijskoud