Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·zet·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inzetter inzetters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de inzetterm

  1. iemand die een eerste bod doet op een veiling
    • Wat ze de inzetters op de veiling verwijten, is, dat ze de mededinging beperken. De mededinging op de veiling wordt beperkt door het optreden van de NMa. En juist de NMa is zo begaan met de restschuld van de huizenbezitter. [2] 
  2. iemand die veel tijd, geld of moeite besteedt aan een activiteit
    • 'Zeggen dat enkelen met de voorbereiding van de activiteiten een volle week bezig zijn, is niet overdreven. Namen noemen van de grote inzetters durf ik echter niet. De ene zet zich in voor een grote uitdaging, de andere neemt een kleiner deeltje voor zijn rekening; maar een ding is zeker, wij doen het allemaal met hart en ziel, en dat al heel veel jaren na elkaar. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

82 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf MARGO STOLS 08 nov. 2012 Executieveilingen
  3. De Standaard 03 AUGUSTUS 2007 OM 00:00 UUR | Fanny Lauwerier Een klein dorp, een groot feest
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be