inverlegen
- Geluid: inverlegen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈɪɱvərˌleɣə(n)/
- in·ver·le·gen
- intensiverende afleiding van verlegen (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | |
---|---|
onverbogen | inverlegen |
verbogen | inverlegen |
inverlegen
- heel schuchter
- Vidnic maakte van het inverlegen ventje een voetballer, die weet wat hij wil. [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inverlegen.
- Het woord 'inverlegen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ "’s Werelds besten. Kakoko" in: De Tijd: Dagblad voor Nederland jrg. 129 nr. 41793 (7 juni 1974) ; Sporttijd p. 11 kol. 4; geraadpleegd 2015-07-26