• in·ver·le·gen
stellend
onverbogen inverlegen
verbogen inverlegen

inverlegen

  1. heel schuchter
    • Vidnic maakte van het inverlegen ventje een voetballer, die weet wat hij wil. [1]

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inverlegen.