in- en inverlegen

  • in- en in·ver·le·gen
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen in- en inverlegen - -
verbogen in- en inverlegen - -

in- en inverlegen

  1. uiterst schuchter
    • Ze heeft het naar haar zin op school, meer dan ooit, maar jeetje wat is het moeilijk om je staande te houden als je in-en inverlegen bent... [1]