interpreteren
- in·ter·pre·te·ren
- afgeleid van het Franse interpréter (met het voorvoegsel inter- en met het achtervoegsel -eren) [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
interpreteren |
interpreteerde |
geïnterpreteerd |
zwak -d | volledig |
interpreteren [3]
- overgankelijk uitleggen, opvatten, begrijpen
- In het orakel interpreteerden de priesters de kreten en klanken van de gedrogeerde vrouw.
- De partij interpreteerde de positieve stembusuitslag als rechtvaardiging van haar conservatieve beleid.
- ▸ Lauritz dacht na terwijl hij de cryptische omschrijvingen probeerde te interpreteren.[4]
- vertolken
- interpretatie, interpretabel, interpretator, interpretatrice, interpreteerbaar, interpretering, re-interpretatie
1. uitleggen of opvatten
- Het woord interpreteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "interpreteren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ interpreteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be