inrit
- in·rit
- samenstelling van in en rit
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inrit | inritten |
verkleinwoord | inritje | inritjes |
de inrit m
- een weg die van de straat naar een gebouw e.d. voert
- Er stond een auto voor de inrit.
1. een weg die van de straat naar een gebouw e.d. voert
- Het woord inrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "inrit" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[1] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be