inpandig portiek
  • in·pan·dig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inpandig inpandiger inpandigst
verbogen inpandige inpandigere inpandigste
partitief inpandigs inpandigers -

inpandig [1]

  1. binnen een gebouw
    • Het vroegere ziekenhuis Ariënsplein in Enschede wordt momenteel verbouwd tot een stadscampus en de contouren worden inpandig langzaam duidelijk. De bouw van 276 wooneenheden voor studenten vordert. [2] 
    • De villa met onder meer 6 slaapkamers, 3 badkamers, een inpandig zwembad en een tennisbaan was jarenlang het decor van de real-life soap over het gezin van de voormalige Belgische voetbalkeeper. [3] 
    • De trend van nieuwe formules onder hetzelfde dak is ook buiten de modebranche te zien. Zo openen supermarkten kleine stadswinkels (zoals Foodmarkt City, de combiwinkel van Jumbo en La Place), stationsformules (AH to go) en XL-supers, al dan niet met inpandig restaurant. Winkelketens als Praxis, MediaMarkt en Ikea mikken op kleinere winkels in de binnensteden. [4] 
90 % van de Nederlanders;
41 % van de Vlamingen.[5]