• over·dekt
  • vervoeging van overdekken: de stam met de uitgang -t, zonder ge- vanwege voorvoegsel
vervoeging van: overdekken…
verbogen vorm: overdekte

overdekt

  1. voltooid deelwoord van overdekken
vervoeging van
overdekken

overdekt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overdekken
    • Jij overdekt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overdekken
    • Hij overdekt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van overdekken
    • Overdekt! 
vervoeging van: overdekken…
verbogen vorm: overdekte

overdekt

  1. voltooid deelwoord van overdekken
stellend
onverbogen overdekt
verbogen overdekte
partitief overdekts

overdekt

  1. Voorzien van een dak, niet in de buitenlucht
    • Je kunt tennissen in een overdekte hal. 
  2. voorzien van een natuurlijke bedekking
     We praatten de hele dag en hij leerde me hoe ik veilig een gevaarlijke sneeuwbrug over kon steken door mijn wandelstokken horizontaal te houden voor het geval de sneeuw onder me wegviel en ik in de overdekte ijsrivier terecht zou komen.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be