overdekte
- over·dek·te
vervoeging van |
---|
overdekken |
overdekte
- enkelvoud verleden tijd van overdekken
- Ik overdekte.
- Jij overdekte.
- Hij, zij, het overdekte.
- Ik overdekte.
- verbogen vorm van overdekt, voltooid deelwoord van overdekken
overdekte
- verbogen vorm van de stellende trap van overdekt
- ▸ We praatten de hele dag en hij leerde me hoe ik veilig een gevaarlijke sneeuwbrug over kon steken door mijn wandelstokken horizontaal te houden voor het geval de sneeuw onder me wegviel en ik in de overdekte ijsrivier terecht zou komen.[1]
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers