• inn·spurt
  • Afleiding van het Noorse woord  spurt zn  met het voorvoegsel inn-
Naar frequentie 121507
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   innspurt     innspurten     innspurter     innspurtene  
genitief   innspurtes     innspurtens     innspurters     innspurtenes  

innspurt, m

  1. (sport) eindsprint, eindspurt (laatste inspanning in een sportwedstrijd)
  2. (figuurlijk) eindsprint, eindspurt (laatste inspanning in een wedstrijd of test of vóór het einde van een groot werk, project of iets dergelijks)


  • inn·spurt
  • Afleiding van het Nynorske woord  spurt zn  met het voorvoegsel inn-
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   innspurt     innspurten     innspurtar     innspurtane  

innspurt, m

  1. (sport) eindsprint, eindspurt (laatste inspanning in een sportwedstrijd)
  2. (figuurlijk) eindsprint, eindspurt (laatste inspanning in een wedstrijd of test of vóór het einde van een groot werk, project of iets dergelijks)