inkomensafhankelijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ko·mens·af·han·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen inkomensafhankelijk inkomensafhankelijker inkomensafhankelijkst
verbogen inkomensafhankelijke inkomensafhankelijkere inkomensafhankelijkste
partitief inkomensafhankelijks inkomensafhankelijkers -

Bijvoeglijk naamwoord

inkomensafhankelijk

  1. waarvan de hoogte wordt bepaald aan de hand van de opbrengsten die iemand uit bezit en werk heeft
Antoniemen

Gangbaarheid