• in·fat·soen·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen infatsoenlijk - -
verbogen infatsoenlijke - -

infatsoenlijk

  1. heel keurig
    • Aad de Haas, geboren in de Schooterboschstraat in Rotterdam als oudste van zeven kinderen van een infatsoenlijk katholiek gezin, volgde van 1938 tot 1942 een opleiding aan de Academie van Beeldende Kunsten. [1]

Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en infatsoenlijk.