• in·fat·soen·lij·ke

infatsoenlijke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van infatsoenlijk
    • Op zich zelf is het vreemd, dat een infatsoenlijke en volkomen te rechtvaardigen aanmaning in bepaalde omstandigheden tot een grappige maar bovendien vrijwel onverdraaglijke en schandalige opmerking wordt.  [1]