ineendraaien
- in·een·draai·en
- samenstelling van ineen bw en draaien ww
ineendraaien [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ineendraaien |
draaide ineen |
ineengedraaid |
zwak -d | volledig |
- overgankelijk meerdere verschillende draden tot één draad draaien
- Er zijn ook allerhande attributen te zien die te pas kwamen aan de teelt van de zijderupsen, het afhaspelen van de cocons, het twijnen (ineendraaien) van de draden, het spinnen van het cocon-afval en uiteindelijk het weven. [2]
- (figuurlijk) op een snelle, onverzorgde manier iets klaarmaken
- Ik heb net twee vrije dagen gespendeerd aan wandelen met mijn zoon. Ik merkte dat ik die rust gemist had. Uren niet praten, zalig! Maar met Zita Swoon kan het ook heel gezellig zijn, hoor. Het eten in de AB is altijd erg verzorgd. Ze hebben er echte koks die niet in drie minuten een spaghetti ineendraaien. [3]
1.
- Het woord 'ineendraaien' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Lien Heyting 31 oktober 1996 Valencia; stad voor dames; De poëzie van de stoffen- winkel
- ↑ De Standaard 21 APRIL 2007 OM 00:00 UUR | Katrien Steyaert AAN TAFEL. De gelegenheid