ineen
- in·een
ineen
- tot één geheel verenigd
- Dit is een sofa en een reservebed ineen.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: in elkaar
- ineenduiken: Geschrokken doken zij ineen.
- Het woord ineen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ineen" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ ineen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be