inchoatief
- Geluid: inchoatief (hulp, bestand)
- in·cho·a·tief
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘werkwoord dat begin van een handeling aangeeft’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1]
- met het achtervoegsel -ief [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inchoatief | inchoatieven |
verkleinwoord | - | - |
de inchoatief m
- (taalkunde) werkwoord dat een aanvangende handeling uitdrukt
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inchoatief | inchoatiever | inchoatiefst |
verbogen | inchoatieve | inchoatievere | inchoatiefste |
partitief | inchoatiefs | inchoatievers | - |
inchoatief [3]
- een aanvangende handeling aangevend
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord inchoatief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ "inchoatief" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ inchoatief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).