inbleek
- in·bleek
- intensiverende afleiding van bleek (bijvoeglijk naamwoord) met in- (versterkend voorvoegsel)
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | inbleek | - | - |
verbogen | inbleke | - | - |
inbleek
- zonder de gewone kleur, bijna helemaal wit
- Hoewel hij inbleek was van vermoeidheid, liet hij die vermoeidheid niet blijken, (...) [1]
Er bestaat geen vergrotende of overtreffende trap, maar er is wel een nog verder versterkte vorm: in- en inbleek.
- Het woord 'inbleek' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Kingmans, H.De vaandrig van den prins. (circa 1930) Bond voor Gereformeerde Jeugdorganisatie; p. 214;geraadpleegd 2015-07-25