Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·mo·kan·toor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord immokantoor immokantoren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het immokantooro

  1. (economie) kantoor van een makelaar in onroerende goederen
     De Raad van State verwierp vrijdag twee vorderingen tot schorsing ‘bij uiterst dringende noodzakelijkheid’ vanwege de immosector. Het hoogste administratieve rechtscollege van het land oordeelde dat er geen sprake was van hoogdringendheid. Bijgevolg blijft het verbod op plaatsbezoeken van immokantoren met kandidaat-kopers en -huurders staan.[1]
     Hij hekelt de hypocrisie van het beleid. ‘Mij maakt het niet uit of ik aan vluchtelingen verhuur. Maar als je dat doet, word je als huisjesmelker bekeken. Het probleem is dat 80 procent van de immokantoren niet aan vreemdelingen wil verhuren.’[2]
     Hij legt uit dat hij zelf twee keer honderden euro’s heeft moeten betalen om een appartement te vinden. ‘Immokantoren willen vluchtelingen met een leefloon niet helpen. Of ze lachen vriendelijk in je gezicht en liegen dat het appartement al is verhuurd. Niemand slaapt graag in het station of op de straat. Dus betaal je ­iemand die jou wel kan helpen.’[3]
     Van 1991 tot eind 2005 woonde hij in Spanje waar hij eerst in Calonge een immokantoor uitbaatte, zette daarna de zaak van Jo Leemans verder in Benidorm om daarna in Marbella in de immobiliënsector aan de slag te gaan.[4]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    ast
    “Huisbezoeken blijven verboden: ‘Onbegrijpelijk dat hoogdringendheid niet wordt erkend’” (14/11/2020), De Standaard
  2.   Weblink bron
    Yves Delepeleire
    “250 euro voor de ‘octopus’ uit Aalst” (5 december 2020), De Standaard
  3.   Weblink bron
    Yves Delepeleire
    “Undercover op de huurmarkt voor vluchtelingen” (5 december 2020), De Standaard
  4.   Weblink bron “John Horton” (geraadpleegd 4 mei 2021), Wikipedia