• idio·syn·cra·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen idiosyncratisch idiosyncratischer
verbogen idiosyncratische idiosyncratischere
partitief idiosyncratisch idiosyncratischers -

idiosyncratisch

  1. met heel individuele, eigen kenmerken
  2. verband houdend met aangeboren overgevoeligheid voor bepaalde voedings- en geneesmiddelen
51 % van de Nederlanders;
54 % van de Vlamingen.[2]