idiosyncrasie
- idio·syn·cra·sie
- Leenwoord uit het Grieks, in de betekenis van ‘aangeboren overgevoeligheid’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
- afgeleid van het Griekse idiosunkrasia (ιδιοσυνκρασία) (met het voorvoegsel idio-) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | idiosyncrasie | idiosyncrasieën |
verkleinwoord |
de idiosyncrasie v
- (medisch) aangeboren overgevoeligheid voor bepaalde voedings- en geneesmiddelen
- Idiosyncrasie tegen melk.
- kenmerkende eigenaardigheid
- Met behulp van de pioniers moest en zou de N.E.F. er uiteindelijk in slagen om de idiosyncrasie van de volkeren en haar interne heterogeniteit te overstijgen.[3]
1. aangeboren overgevoeligheid voor bepaalde voedings- en geneesmiddelen
2. kenmerkende eigenaardigheid
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "idiosyncrasie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ idiosyncrasie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Prof. Dr. An Hermans, Op eigen vleugels: liber amicorum
- Het woord idiosyncrasie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.