hypochondrie
- hy·po·chon·drie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘zwaarmoedigheid’ voor het eerst aangetroffen in 1771 [1]
- afgeleid van het Griekse 'chondros' (kraakbeen) met het voorvoegsel hypo- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hypochondrie | - |
verkleinwoord |
- (medisch) overdreven bezorgdheid om de eigen gezondheid
1. overdreven bezorgdheid om de eigen gezondheid
- Het woord hypochondrie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hypochondrie" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "hypochondrie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hypochondrie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be