• Werkwoord: ontleend aan het Oudnoordse werkwoord hyggja, dat van het Protogermaanse woord *hugjaną komt
  • Zelfstandig naamwoord: ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hyggja, dat van het Protogermaanse woord *hugjǭ komt
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden tijd voltooid deelwoord
(supinum)
3e pers enk. 1e pers mv.
hyggja hugði hugðum -
zwakke
verbuiging
volledig

hyggja

  1. denken
  • að hyggja að
Klasse f1
zwak
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   hyggja     hyggjan     hyggjur     hyggjurnar  
genitief   hyggju     hyggjunnar     hyggja
hyggna  
  hyggjanna
hyggnanna  
datief   hyggju     hyggjunni     hyggjum     hyggjunum  
accusatief   hyggju     hyggjuna     hyggjur     hyggjurnar  

hyggja, v

  1. gedachte, geest
  2. gevoel, verstand

hyggja

  1. genitief onbepaald vrouwelijk meervoud van hyggja