Nederlands

 
huisjapon
Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·ja·pon
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisjapon huisjaponnen
verkleinwoord huisjaponnetje huisjaponnetjes

Zelfstandig naamwoord

de huisjaponv

  1. (kleding) informele lange jurk die vrouwen dragen in hun eigen huis
     Ze droeg een blauwe huisjapon, waarin vorst Andrej haar nog mooier vond dan in haar baljapon.[2]
  2. (kleding) lang gewaad dat mannen in huis dragen
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen