baljapon
  • bal·ja·pon
enkelvoud meervoud
naamwoord baljapon baljaponnen
verkleinwoord baljaponnetje baljaponnetjes

de baljaponm

  1. (kleding) feestelijke jurk die vrouwen dragen bij een dansfeest
     Natasja zat op de grond in haar overhoopgehaalde kamer tussen een stapel japonnen, linten en sjaals en staarde onbeweeglijk naar de vloer met in haar handen een oude baljurk (die nu al lang uit de mode was), dezelfde die ze op haar eerste Petersburgse bal had gedragen.[1]
  1. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1