Nederlands

 
aalmoezenier op huisbezoek bij de armen
Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·be·zoek
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord huisbezoek huisbezoeken
verkleinwoord huisbezoekje huisbezoekjes

Zelfstandig naamwoord

het huisbezoeko

  1. bezoek aan huis door een professional zoals een huisarts, verpleegkundige, maatschappelijk werker, dominee, priester; of ambtenaren van overheidsinstanties; of door school
    • “We proberen op verschillende manieren te voorkomen dat mensen hun huis uit gezet moeten worden. Bijvoorbeeld door meer samen te werken met gemeenten, en vroeg op huurders af te gaan als er een betalingsachterstand ontstaat.” Ook zeggen woningcorporaties telefonisch contact op te nemen of de incasso aan te scherpen wanneer dat nodig is. Van alle maatregelen vinden corporaties huisbezoeken het meest effectief.[2] 
    • Die eerste acute psychose is een ronduit schokkende ervaring, zegt Nan. Je weet dat het volkomen mis is, maar welk label hang je eraan? Een eerdere ervaring ontbreekt. En je komt erachter dat je er helemaal alleen voor staat. „Alsof iemand ligt dood te bloeden en de ambulance komt maar niet.” Op een nacht, januari 2013, bellen zijn ouders de crisisdienst. Die stelt na een huisbezoek de diagnose ‘psychose’ vast en vertrekt weer. Ten einde raad bellen zijn ouders 112. Robert zegt dat hij een dreun heeft gekregen van zijn zoon. Cyp is niet agressief. Hij kan wel boos zijn, dan loopt hij doorgaans weg. Maar zijn vader móét liegen. Het is de enige manier om Cyp opgenomen te krijgen. Ze zien hun zoon geboeid weggevoerd worden in een politieauto.[3]  
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Christiaan Paauwe 5 april 2017
  3. NRC Freek Schravesande 3 maart 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be