• hout·hak·ker
  • Samenstellende afleiding van hout en de stam van hakken met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord houthakker houthakkers
verkleinwoord houthakkertje houthakkertjes

de houthakkerm

  1. (beroep) iemand die beroepsmatig houthakt
     Eén jongen die me direct opviel door zijn gigantische rode baard vertelde me dat hij een houthakker uit Tennessee was. Deze ‘Pogue Mahone’ (‘kiss my arse’ in Gaelic) leek sprekend op de ‘The Dude’ uit de film ‘The Big Lebowski’ met zijn relaxte houding en opvallende charisma.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be