• hoofd·stroom
enkelvoud meervoud
naamwoord hoofdstroom hoofdstromen
verkleinwoord hoofdstroompje hoofdstroompjes

de hoofdstroomm

  1. de belangrijkste rivier of beek
     Het WNF wil de rivieren meer ruimte geven. De organisatie denk bijvoorbeeld aan het verleggen van de hoofdgeul en langsdammen (stenen dammen in de vaargeul), het graven van nevengeulen, die min of meer parallel aan de hoofdstroom lopen, en het verlagen van zogeheten zomerkades.[1]
  2. de gebruikelijke manier van doen
     De hoofdstroom waarin deze begrippen zich manifesteren en hun functie vervullen, blijft echter die van de historie.[2]
     De uitdaging is echter om die producten de hoofdstroom (mainstream) te laten worden.[3]
  1.   Weblink bron “Bodems Nederlandse rivieren slijten steeds verder weg” (Donderdag 8 november 2018, 13:09), NOS
  2. Jan Valentijn Meininger
    “Vertoog over de liefde” (1987), Het Spectrum  , ISBN 9027418063
  3. Jacqueline Cramer
    “Milieu” (2014), Amsterdam University Press  , ISBN 9789089647061