• ho·la·di·jee

holadijee

  1. uitroep van blijdschap
     En nou zingen ze allemaal: „Ik zou nog zo graag een borreltje lusten, holadijee!” maar er vraagt geen mens. wat ik nou eens graag zou lusten…[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord holadijee -
verkleinwoord - -

de holadijeev / m

  1. (figuurlijk) feestelijk tumult
     Tijdens de oogstweek (dit jaar van 9 tot 13 oktober) is het elk jaar een gekkenhuis in de wijk. Parades, openluchtfeesten, buurtborrels, tentoonstellingen, drinkgelagen, straatdiners, een uitbundig holadijee tot in de kleine uurtjes.[2]
  1.   Weblink bron
    Harrieke
    Kermisopstel van Harrieke in: Nieuwe Tilburgsche Courant  , jrg. 83 nr. 25206 (10 augustus 1961)
  2.   Weblink bron “Sneuvel op de heuvel” (21 september 2013) op nrc.nl