holadijee
- ho·la·di·jee
- klanknabootsing van gejodel, gebruikt in het refrein van het door de Nederlandse zanger Albert de Booy in 1938 op grammofoonplaat gezette lied Op de bergen
holadijee
- uitroep van blijdschap
- ▸ En nou zingen ze allemaal: „Ik zou nog zo graag een borreltje lusten, holadijee!” maar er vraagt geen mens. wat ik nou eens graag zou lusten…[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | holadijee | - |
verkleinwoord | - | - |
- (figuurlijk) feestelijk tumult
- ▸ Tijdens de oogstweek (dit jaar van 9 tot 13 oktober) is het elk jaar een gekkenhuis in de wijk. Parades, openluchtfeesten, buurtborrels, tentoonstellingen, drinkgelagen, straatdiners, een uitbundig holadijee tot in de kleine uurtjes.[2]
- Het woord 'holadijee' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron HarriekeKermisopstel van Harrieke in: Nieuwe Tilburgsche Courant , jrg. 83 nr. 25206 (10 augustus 1961)
- ↑ Weblink bron “Sneuvel op de heuvel” (21 september 2013) op nrc.nl