gejodel
- ge·jo·del
- naamwoord van handeling jodelen met het voorvoegsel ge-[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gejodel | |
verkleinwoord |
het gejodel o
- het voortdurend jodelen
- Een man in Oostenrijk is beboet voor zijn gejodel tijdens het grasmaaien. De man was op een vrijdagmiddag aan het zingen geslagen, maar stoorde daarbij zijn islamitische buren.[2]
- In het kader van een muziekconcours krijgen ze concurrentie van The Chipettes, een trio aaibare eekhoornmeisjes die met hun versneld afgespeeld r&b-gejodel zo mogelijk nog irritanter klinken dan de Chipmunks zelf.[3]
- Het woord gejodel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gejodel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool 27 NOVEMBER 2010 Boete voor jodelende Oostenrijker
- ↑ Het Parool 23 DECEMBER 2009, Alvin and the Chipmunks: The skeakquel *
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be