• hoek·man
enkelvoud meervoud
naamwoord hoekman hoeklui
hoekmannen
hoeklieden
verkleinwoord

de hoekmanm

  1. (financieel) (verouderd) een fysieke of bedrijfsmatige tussenpersoon die op een beurs zorgde voor het samenbrengen van vraag en aanbod in een aantal hem/haar toegewezen beursfondsen
     Ik zag de handelaren weer met snelle tred rondstappen, beursboekje in de hand.
    Ik zag de hoekmannen weer staan.
    Ik hoorde de arbitrageanten, hangende uit hun nissen, telefoons om hun nek, weer roepen.
    [3]
     „Aan het begin van deze eeuw zag je dat veel hoekmannen nadat ze van de beursvloer verdwenen, als daghandelaren aan de slag gingen.[4]
  2. beeld aan de zijkant van de achterkant van een schip
68 % van de Nederlanders;
50 % van de Vlamingen.[5]
  1. hoekman op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    JOHAN WIERING
    “Hoog Semmie, kijk omhoog Semmie” (01 feb. 2013), De Telegraaf
  4.   Weblink bron
    JOHAN WIERING
    “Daghandel uit de schaduw” (02 mrt. 2013), De Telegraaf
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be