hoedenpen
  • hoe·den·pen
enkelvoud meervoud
naamwoord hoedenpen hoedenpennen
verkleinwoord

de hoedenpenv / m

  1. (kleding) speld waarmee men een dameshoed aan het lange haar kan vastmaken
    • Juffrouw Clara voelde de zweetdruppels op haar heete, vermoeide gezicht en onder het kapothoedje prikte de achterste hoedenpen, die haar de heele dag al zoo tergend gehinderd had. [2] 
77 % van de Nederlanders;
62 % van de Vlamingen.[3]