hengelsnoer
- Geluid: hengelsnoer (hulp, bestand)
- hen·gel·snoer
- samenstelling van hengel zn en snoer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hengelsnoer | hengelsnoeren |
verkleinwoord | hengelsnoertje | hengelsnoertjes |
- dun, doorzichtig touwtje waar mee men vissen kan vangen
- ▸ De vraag luidt eerder hoe hij in de gevangenis aan het hengelsnoer is geraakt waarmee hij zich heeft opgehangen.[2]
- Het woord hengelsnoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Corps delcti” (2009), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789041417480