vislijn
- vis·lijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vislijn | vislijnen |
verkleinwoord | vislijntje | vislijntjes |
- (visserij) draad met daaraan een of meer haken bestemd om vis te vangen
- ▸ Gedesillusioneerd rolde ik mijn vislijn weer op en borg het haakje weer veilig weg.[2]
- (visserij) touw dat een visnet met een vissersschip verbindt
- Het woord vislijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vislijn" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be